De mythe van de vrijwillige komst van de Molukse KNIL-militairen naar Nederland

21 maart 2022

Op 21 maart 1951 zijn de eerste KNIL-militairen met hun gezinsleden in Nederland aangekomen.

In de afgelopen periode -met name in de het kader van de herdenking van het 70-jarige verblijf van de Molukse gemeenschap in Nederland- is er een propagandacampagne op gang gekomen met als doel de komst van de Molukse KNIL-militairen naar Nederland als vrijwillig te bestempelen. In het verlengde hiervan worden pogingen gedaan de aanwezigheid van de Molukse gemeenschap in Nederland te ontkoppelen van de proclamatie van de Republiek der Zuid-Molukken (RMS) op 25 april 1950.

Om met het laatste te beginnen.

De Molukse KNIL-militairen hadden in het geval van het leger het recht om zelf de plaats van demobilisatie uit dat leger te kiezen. Uit een verslag van de Hoge Commissaris te Jakarta-Lamping aan de Minister van Uniezaken en Overzeese Rijksdelen- van 24 december 1950 blijkt, dat de Molukse KNIL-militairen gelegerd in de kampen Bandung/Tjimahi, Semarang, Jakarta en Surabaja/Malang, vrijwel unaniem en eendrachtig wilden instemmen met afvloeiing naar een gebied, dat onder controle was van de RMS. (zie bijlage 1)

Zij wensten niet te worden afgevoerd naar door Indonesië bezet gebied. Evenmin wilden zij naar Nederland. Het enige alternatief was vertrek naar Nieuw-Guinea om van daaruit de RMS te kunnen ondersteunen. Nederland weigerde echter vertrek van de militairen naar het vrije gebied van de RMS en evenmin wilde Nederland meewerken aan een vertrek naar Nieuw-Guinea, omdat dit een conflict met Indonesië zou opleveren.

Door tussenkomst van de delegatie Aponno heeft de rechter tot in hoogste instantie (Hoge Raad) bekrachtigd, dat het de Nederlandse Staat werd verboden de Molukse KNIL-militairen in door Indonesië bezet te demobiliseren. Deze handelswijze zou volgens het rechterlijk oordeel een onrechtmatige overheidsdaad opleveren en werd op straffe van een dwangsom verboden.

Nederland heeft vervolgens een schijnconstructie opgezet met als doel de Molukse KNIL-militairen een zogenaamde “vrije keuze” te laten maken uit twee alternatieven:

  1. Demobilisatie binnen door Indonesië bezet gebied;
  2. Vrijwillig vertrek naar Nederland voor tijdelijke duur.

Het niet maken van een keuze zou tot een onmiddellijk ontslag op staande voet ter plaatse leiden, waarbij iedere aanspraak op soldij, wachtgeld enz. verloren zou gaan.

Van keuze 1 was Nederland reeds bekend, dat de Molukse KNIL-militairen niet op door Indonesië bezet grondgebied wilden demobiliseren. Sterker nog, deze “keuzemogelijkheid” was juist door de rechter op verzoek van de delegatie Aponno namens de KNIL-militairen uitdrukkelijk verboden.

Van keuze 2 -tijdelijk vertrek naar Nederland- was de Nederlandse Staat bekend, dat deze mogelijkheid door de KNIL-militairen evenmin werd gewenst. Zij wilden immers terug naar het vrije grondgebied van de RMS of naar Nieuw-Guinea.

Belangrijk is op te merken, dat de toenmalige Minister van Oorlog s’Jacobs in een brief van 4 januari 1951 gericht aan de militaire commandant -verantwoordelijk voor de afvoer- Van Santen uitdrukkelijk te kennen had gegeven, dat: (zie bijlage 2)

de keuze min of meer gedwongen door de Ambonezen moest worden gedaan, dat Van Santen gemachtigd was zo nodig streng op te treden en zelfs wapengeweld te gebruiken, dat er een noodtoestand was en de Regering op voorhand zijn orders dekte….”.

In vervolg op deze opdracht heeft legercommandant van Santen een instructie laten uitgaan, waarbij de Molukse KNIL-militairen met als sanctie ontslag op staande voet feitelijk werden gedwongen te “kiezen” voor tijdelijk vertrek naar Nederland.

Hoezo was er sprake van een vrijwillige keuze?

Het meest verwerpelijke in dit verband is te noemen, dat de KNIL-militairen vervolgens na aankomst in Nederland alsnog uit militaire dienst werden ontslagen.

Het argument, dat niet aan eenieder een dienstbevel zou zijn verstrekt en het vertrek van de eerste generatie landgenoten naar Nederland daarom vrijwillig zou zijn geweest, kan in het licht van de vorenstaande toelichting, als pure propaganda worden beschouwd.

De komst van de 1e generatie KNIL-militairen droeg onomstotelijk een gedwongen karakter. Dat niet aan ieder persoonlijk een dienstbevel is verstrekt maakt dit niet anders. Voor een dienstbevel is bovendien niet nodig dat dit bevel schriftelijk in persoon wordt uitgereikt.

Artikel 125 van het wetboek van militair strafrecht luidt als volgt:

 “Onder een dienstbevel wordt verstaan een bevel dat enig militair dienstbelang betreft en gegeven is door een meerdere aan een mindere”.

Een bevel is een instructie of order, welke instructie of order verplicht dient te worden opgevolgd.

Gelet op de inhoud van artikel 125 Wetboek van Militair Strafrecht in samenhang met de historische achtergrond kan van de zogenaamde instructie van de legercommandant van Santen aan de Molukse KNIL-militairen om een zogenaamde vrije keuze te maken –onder dreiging van een ontslag uit militaire dienst– worden gezegd dat het hier een dienstbevel betrof. Dit klemt te meer daar Van Santen ook nog eens door de Minister van Oorlog een vrijbrief was verleend desnoods met wapengeweld deze zogenaamde keuze af te dwingen. Materieel gezien droeg de instructie van legercommandant van Santen dan ook het karakter van een bevel. Een duidelijke order verbonden aan een sanctie: ontslag uit militaire dienst.

Aan het vertrek van de Molukse KNIL-militairen en hun gezinsleden naar Nederland lag dan ook een dienstbevel ten grondslag. Ook als dit dienstbevel niet aan eenieder persoonlijk is uitgereikt.

Dat de Molukse KNIL-militairen op dienstbevel naar Nederland zijn gekomen wordt ook door Staatssecretaris Götzen in de Ministerraad van 19 mei 1952 -zonder tegenspraak- bevestigd. (bijlage 3b) Hij merkte volgens de notulen op, dat :

“…… zij (Ambonezen) niet als asielzoekers kunnen worden beschouwd, aangezien zij in Indonesië het militair dienstbevel hebben gekregen zich naar Nederland in te schepen”.

Historische en juridische feiten

Dit zijn de juiste historische – en juridische feiten. Hiermee kan de mythe van de vrijwillige keuze van de eerste generatie om zonder bevel naar Nederland te vertrekken in het boek van de geschiedvervalsing m.b.t. de komst van de Molukse gemeenschap naar Nederland worden opgenomen. Zoals dit ook geldt voor de propaganda, dat de komst van de Molukse KNIL-militairen los staat van de uitdrukkelijk wil en keuze van de Molukse KNIL-militairen om naar vrij RMS-gebied af te vloeien om aldaar de geproclameerde Republiek te verdedigen tegen de Indonesische agressor.

Zonder de proclamatie van de RMS zou er geen vertrek naar Nederland zijn geweest van de Molukse KNIL-militairen en hun gezinnen.

Het is goed, dat telkens wanneer de aankomst van de eerste groep KNIL-militairen op 21 maart a.s. wordt herdacht hierbij stil te staan. Het wordt overigens ook tijd, dat degenen, die bezig zijn met de eventuele herdenking van de komst van de eerste generatie Molukse KNIL-militairen en hun gezinsleden -zoals het Comité Molukse Herdenking, de initiatiefgroep “Niet mijn aankomst” en de klankbordgroep- eindelijk eens kleur gaan bekennen.

Immers, zonder de proclamatie van de RMS was er geen herdenking van de aanwezigheid van de Molukse gemeenschap in Nederland. Een herdenking van de komst zonder betrokkenheid van de RMS is dan ook ondenkbaar te achten.

De RMS-strijd gaat onverminderd voort. Zonder strijd is er geen overwinning.

Mena!!